Geen tijd, want voor ik het door heb zit Kees al op mijn nek en mijn hoofd. Ik schuif hem half oprichtend langzaam van mijn hoofd naar mijn rechterzijde. Neem hem in mijn armen en zie Kees in geen velden of wegen.
Ik word wakker. geen Kees te bekennen. Vroeger geloofde ik nog wel eens in voorspellende dromen. De nacht dat mijn opa stierf ontmoette ik hem in een droom op de Zwijndrechtse brug. Nu geloof ik niet meer zo in voorspellende dromen.
Kees ook niet. Die ligt nu gewoon op mijn schoot terwijl ik deze microschets schrijf.