Nea Costel draait zich half om terwijl hij uitzoekt hoeveel hij me van 50 lei terug moet geven — datgene wat mijn vrouw eergisteren geleend had voor een pakje sigaretten en die halve liter rachiu die ik nu van hem koop.
<Heb je morgen wat te doen? Ik moet morgen met een verwijzing van de dokter naar de grote stad. Misschien word ik opgenomen...>
<Morgen om half negen sta ik met de auto aan je poort!> zei ik.
Vanmorgen, het was half acht, stond mijn buurvrouw van de overkant aan mijn poort. Ik was vroeg opgestaan, want ik zou om half negen met Nea Costel naar de grote stad gaan.
<Heb je het gehoord? Costel, je grote vriend is overleden.>