Het miezert evenwel momenteel.
Naast Facebook maak ik ook — in wat mindere mate — gebruik van twitter. Dagelijks kijk ik via het lemma “roemenie” of er nog nieuwtjes zijn.
Ondertussen viel de stroom uit en mijn blogentree van vandaag is grotendeels weggevallen, — de automatische bewaarfunctie heeft om een of andere reden niet gefunctioneerd, dus kan ik weer helemaal van voren af aan beginnen.
Naast aankondigingen dat er via een webcam een of andere dame uit dit land te bewonderen is, zie ik ook nuttigere mededelingen over aan Roemenië gerelateerde exposities, sportverslagen en wat dies meer zij. Ook een divers pluimage van mensen die gaarne blijk geven geen enkele kennis over dit land te hebben passeert regelmatig de revue. Mijn grootste ergernissen met het lemma “roemenie” betreffen evenwel de oproepen voor allerlei acties voor de minder bedeelden hier.
Dat kan variëren van posten bij een supermarkt om van de klanten voedsel te bekomen voor te maken voedselpakketten, tot het inzamelen van kledij.
Met grote vrachtwagens gaan die hier naar toe en worden met open armen ontvangen. Natuurlijk met open armen, immers de ontvangers hoeven er niets voor terug te doen. Zonder tegenprestatie is het naar mijn mening volstrekt zinloos Sinterklaas te spelen. De voedselpakketten leveren valse concurrentie op voor de plaatselijke winkels. En zoals op Europees niveau sprake kan zijn van een boterberg of melkplas, zo is er op Roemeens niveau sprake van een tweedehandskledingberg. Ook mijn kast bevat kleding uit hulptransporten. Momenteel draag ik zelfs een van zigeuners gekregen Nederlandse trainingsbroek tijdens het typen.
Zonder een tegenprestatie wordt er ook geen verantwoordelijkheidsgevoel gekweekt, dus kost het de ontvangers geen enkele moeite het gekregene te gelde te maken voor schuimgekraagde vloeibare boterhammen.
Roemenië is echt niet meer het Roemenië van net na de staatsgreep van 1989, toen hulp nog echt nodig was en ik zelf ik weet niet meer hoeveel pennen, nylons, maandverband, pampers en meer van dat soort schaarse goederen van toentertijd ik verscheept heb. Tegenwoordig is hier alles te koop. Welnu, bijna alles, frikadellen heb ik nog niet hier gezien... Wat gebleven is bij een aantal bevolkingsgroepen is de profilering van armoede. Hier in het dorp zijn ook een aantal families die het niet breed hebben, maar niemand komt om van de honger. Iedereen heeft dan ook een persoonsbewijs. Met behulp van dat persoonsbewijs kun je als je uitkeringsgerechtigd bent minimaal twee keer per jaar een flinke hoeveelheid hulpgoederen krijgen. Deze hulpgoederen zijn in Roemenië geproduceerd en worden bekostigd via de Europese gemeenschap en de Roemeense Staat. Elk pakket bevat een tien– tot twintig stuks olie, meel, suiker, conserven, maïsmeel, macaroni en wat dies meer zij. De Roemeense staat is wat betreft echt niet meer het Roemenië van net na de staatsgreep.
Bij het weggaan kregen we een grote plastic tas mee met de opmerking: ‘Maak thuis maar open!’. Hetgeen we ook gedaan hebben. We zijn de Europese Gemeenschap en de Roemeense Staat dan ook zeer erkentelijk voor de aan ons gegeven hulp. Tevens vroeg ik me af of al die hulpverlenende instanties wel weet hebben van dit soort door de Roemeense staat verzorgde voedselpakketten. Ik vermoed van niet en weet dat het merendeel van die arme ontvangers zich na vertrek van de grote vrachtwagens zich een drie keer in de rondte lachen omdat ze weer allemaal gratis en voor niets van allerlei gekregen hebben.
Thuisgekomen wachtte ik in de auto tot Isza de poort open deed zodat ik de auto op het erf kon rijden. In de verte zag ik Doutzen in het grote achterveld de los lopende kippen te bewaken. Voorwaar een mooie aanblik!