mag ik u tellen, hoort ernaer.
Het was op ene morghenstonde
dat Arjan ontwaecken begonde
t’ Ladislaus op den Kleyne Kokel.
Eergisteren moest ik aan Paul Wackers denken. Een Asperger zoals ik kan nu eenmaal voor de buitenwereld vreemd lijkende associaties maken — het is nu eenmaal zo. Paul was mijn docent Middelnederlandse Letterkunde in Nijmegen. Vol vuur vertelde hij over de Van den vos Reynaarde en Willem die Madocke maecte. Het fraaie was dat hij met zijn pagekapsel er tevens als een middeleeuwer uitzag, maar dat terzijde.
Ik moest dus aan Paul Wackers denken omdat het woord “queeste” in mij opkwam, een zoektocht. Een zoektocht waarbij ik ambtelijke draken zou moeten bevechten, papieren kastelen moest slechten om mijn uiteindelijke doel te bereiken: een Roemeens verblijfsdocument.
Aldus togen Isza en ik dinsdag naar Târgu Mureș. Met de iGo op de iPad bereikten we fluks het gebouw waar het Inspectoraat–Generaal van Immigratiezaken gehuisvest is.
Ik liet hem mijn pasje zien van de Univé met aan de achterzijde de vermelding dat het een EHIC–pasje is — geldig in de lidstaten van de Europese Unie.
Onder dankzegging voor de informatie togen we weer huiswaarts. Eerst even nog bij Roszi, de jongere zus van Isza, langs die werkt als voorraadbeheerster bij de Auchan. Tevens gelijk wat boodschapjes gedaan, waaronder de aanschaf van 200 gram toba, in gelei gevat gekruid varkensvlees.
— voor een blog als deze missen ze kwaliteit.
Vervolgens een stop gemaakt bij een tuincentrum alwaar we zes kweepeerboompjes gekocht hebben ter plaatsing in het omheinde achterterrein. Negentig lei, welke ik aftrek van het geld dat ik van mijn pa voor mijn verjaardag heb gekregen.
Na de BCR naar de doe–het–zelfwinkel van Tante Mihaela, wier etnisch Duitse grootouders uit Kleinlasseln kwamen en die het fijn vindt Duits met me te praten.
Voor hondervijftig lei tweemaal anderhalf bij tien meter kippengaas gekocht. We willen het omheinde terrein van onze kippenfamilie De Canteclaer van Barneveldt gaan uitbreiden. In het voorjaar er nog wat kippen bij kopen, alsmede wat konijnen.
Op de groentemarkt voor ons en de overbuurvrouw pootuien gekocht. Acht lei per kilo voor de rode variant en zes lei per kilo voor de gewone variant. Helaas regent het vandaag, dus het uiten poten moet nog even op zicht wachten — evenals het planten van de kweepeerboompjes.
Na de boodschappen naar het postkantoor gegaan om die belastingzegel van twee lei te kopen:
‘Hebben we niet.’
‘U bedoelt dat u ze niet verkoopt?’
‘Ja we verkopen het wel, maar de zegels zijn al drie maanden op en we weten niet wanneer die weer komen. De zegels zijn trouwens in het hele district Mureș op’.
De papieren draak verscheen ten tonele. Geen belastingzegel. Ik vloekte binnensmonds en zag mijn verblijfsvergunning geblokkeerd worden. De weg naar Târgu Mureș kent desalniettemin nog een aantal postkantoren dus ik herpakte mij weer snel en aldus togen we naar de grotere stad.
In Ungheni gestopt bij het naast het gemeentehuis gevestigde postkantoor. Ungheni is een gemeente met een Roemeense meerderheid in een gebied waar veelal een etnisch Hongaarse meerderheid aanwezig is. Vandaar de joekel van een Roemeense vlag voor het gemeentehuis.
In het postkantoor zonder problemen het benodigde zegeltje kunnen kopen. Sinds het failliet gaan van de chemische combinatie Carbid Fox ⁄ Bicapa is Târnăveni echt niet meer wat het geweest is. Maar gelukkig heb ik altijd nog Ungheni.
Bij het Directoraat–Generaal immigratiezaken zat dit keer een allervriendelijkste agente. Vlot werd mijn aanvraag bekeken en alle documenten gingen in de door mij eerder die dag aangeschafte dossiermap.
‘Laslăul Mare?’
‘Ja, Laslăul Mare!’
‘Dat tamelijk ver weg van hier. Weet u wat? Als u nu vanmiddag om half drie langskomt dan ligt uw verblijfsdocument klaar.’
Mozeskriebel, als elke instantie in Roemenië zou werken zoals deze instantie, dan zou Roemenië echt mee kunnen gaan op de vaart der volkeren.
Isza kent Târgu Mureș op haar duimpje en zei dat het centrum bij wijze van spreken om de hoek lag. Na gebruik gemaakt te hebben van de flappentap zag ik een winkel waar “sowarma” werd aangeboden. Ik zit nu net de naam op te zoeken en zie op hun Facebook–pagina dat Ali Baba nog maar net een maand geopend is. De zaak ademt liefde voor het vak uit en dat gekoppeld aan het feit dat ik twee jaar geen shoarma meer gegeten heb doet ons besluiten hier wat te gaan eten. Of ik mayo op de patat wil. Voor het eerst dat ik in dit land die vraag gesteld krijg. Ik vermoed dat de eigenaar zijn stiel geleerd heeft in het Westen. Hoe dan ook, het waren twee heerlijke shoarmaschotels.
‘Mama komt wat later, liefje. Ik moet nog wat werken. Er is hier een meneer uit Nederland die ik moet helpen en dan kom ik naar huis’.
Nadat de agente met haar dochtertje heeft gebeld komt ze naar me toe, vraagt of alle gegevens kloppen en overhandigt me bewijs van status in Roemenië. Joepie, ik heb nu zelfs een eigen Roemeens burgerservicenummer.