‘Geweldig die "vliegende" foto!’, schreef mijn goede vriend Gerard op Facebook naar aanleiding van de laatste foto in het vorige blogverslag. Ik antwoordde hem dat het een plastic doos met evenzo plastic laden was, gevuld met audiocassettes. Hij had er geen enkele meer, hetgeen wel een pijnlijk afscheid was.
Ik ben al maanden bezig geweest me voor te bereiden op het feit dat ik niet alles zou kunnen meenemen — in het bijzonder vanwege de praktische omstandigheid dat ik hier in Roemenië weliswaar een mooi, edoch van minder kamers voorziene woning beschik dan in Zutphen. Daarnaast, sinds ik sinds een paar jaar weet dat ik een stoornis in het autistisch spectrum heb, kan ik bepaalde Asperger–extremiteiten beter onder controle houden, zoals het voorkomen van mateloos verzamelen. Veel van mijn in de loop der tijden opgebouwde verzamelingen heb ik juist door het kantelpunt van het definitieve vertrek naar het buitenland kunnen loslaten zonder spleen of weltschmerz.
Desalniettemin heb ik van de ruim 400 audiocassettes die ik had er toch zes hier mee naar toegenomen: een exemplaar met zogenaamde Mergelrarities — audiomixen van mijn hand en vijf exemplaren van mijn overleden amice Epco. Het zijn schijfjes vergankelijkheid die ik graag bij me wil houden en die ik gelukkigerwijs tegenkwam bij het uitsorteren en opruimen in de afgelopen periode in Nederland.
Wat ik na bijna dertig jaar ook niet meer zal hebben zijn mijn ritten van Nijmegen (waar ik van 1985 tot en met 1997 woonde) dan wel Zutphen (waar ik van 1997 tot en met 2014 woonde) richting Dordrecht (waar ik nooit gewoond heb, maar wel ben geboren) dan wel Zwijndrecht en later Hendrik–Ido–Ambacht (in Zwijndrecht heb ik gewoond van 1960 tot en met 1985, mijn broer aanvankelijk ook maar verhuisde later naar “Tambach”) vice versa — oost–west–oost met een Citroën 2CV, Datsun 1100, Opel Kadett C Coupé, Peugeot 104, Mazda 323, Mazda 626 en ten slotte mijn huidige Renault Kangoo.
De laatste zaterdag voor de terugreis togen we eerst naar Dordt, naar mijn vader en met hem naar mijn broer en zijn gezin. Jammie–jammie eten en een drankje — het zal toch een stief half jaar duren eer we elkaar weer in levende lijve zien. Onderweg dacht ik aan al die ritten die ik in die drie decennia had gemaakt — waarvan oin het eerste decennium er nog doodleuk stoplichten bij knooppunt Deijl stonden..., een tijdperk komt ten einde.
Haar zus was er niet, maar haar schoonzus wel. We hadden tijd genoeg, dus hebben we lekker sarmale gegeten en een paar goede bakken koffie gedronken.
Het nichtje van Isza was er ook, ze had zich ziek gemeld op school, om haar tante te kunnen zien.
Met een echt tot de nok volgeladen Kangoo en een volgegeten gevoel gingen we vervolgens weer verder. Gung–ho!
In Cheb vroeg de allervriendelijkste dame van het bij het hotel horende restaurant of wij er niet eerder hadden gegeten. ‘Dat klopt,’ zei ik. Ze vroeg waar we woonden. ‘In Roemenië’, waarop ik verder uitlegde een Nederlander te zijn en Isza vertelde een Hongaarse te zijn. ‘Maar wat praten jullie dan onder elkaar?’, vroeg de vriendelijke dame. Dat we met “Roemeens” antwoordden scheen haar behoorlijk komisch.
Over komisch gesproken. Na onze wederwaardigheden in het Nederlandse wachtte na uitladen van de Kangoo ons nog een komische noot, die van het ordenen van de verhuisde spullen — van de week worden wasmachine en gasfornuis aangesloten. Boeken, CD’s en video’s staan in de meeverhuisde stellingkasten; dus in de komende tijd mijn boekenkast maar eens langs gaan.