Op de achtergrond van de grofkorrelige foto — tweede generatie iPad had nog niet zo’n bijster denderende camera — staat de bank die ik ooit van broer en schoonzus kreeg. Ondanks de schoonheid ervan in Roemenië totaal niet praktisch. Dus het kaarsje is ook voor de aankomende dood van deze bank.
Gasfornuis was al lang en breed onderweg naar Laslău Mare. De magnetron staat daar al sinds vorig jaar. Ambachtelijke Gelderse rookworst met Doesburgse mosterd is moeilijk te krijgen in Roemenië. Tijd voor improvisatie. Sinds ruim vijftig jaar beschik ik over een scheikundedoos. Altijd braaf meeverhuisd, want je wist maar nooit. Van het maken van een bom van basterdsuiker en kaliumchloraat is het nooit meer gekomen, evenmin van het maken van een raketwerper met als brandstof ijzervijlsel, zwavel en kaliumpermanganaat. Hoe dan ook ik had de beschikking over een klein brandertje. Lampenolie bleek ik ook nog te hebben, maar het pièce de résitance was de Mobach bloempot die Isza tijdens het inpakken had laten vallen en waar een flinke scherf uit was gevallen.
Al met al hebben we een prima ambachtelijke Gelderse rookworst met Doesburgse mosterd kunnen eten. De mosterd uit Doesburg is het gasfornuis achterna gegaan.
1974. Ik kijk met Oma Melger naar een of ander programma op teevee, het zou zo maar de The Onedin Line kunnen zijn geweest. Uit mijn hoofd weet ik het niet meer, maar op het Gymnasium waar ik zat — eigenlijk “Ymnasium”, want de “G” van het schoolgebouw aan de Baden Powelllaan–met–drie–ellen was ooit naar beneden gevallen, dan wel door onverlaten verwijderd — was er een middag in de week waarop er geen lessen werden gegeven. Ik ging dan naar Oma Melger een bakje doen. In 1974, kan ook 1975 zijn geweest had ze zich een nieuw televisietoestel aangeschaft. Na haar dood was de TV via onder andere mijn broer bij mij terechtgekomen. Na veertig jaar bleek het een prima vervanging voor de breedbeeld die inmiddels onderweg was naar Roemenië.
Geen SCART, maar die had mijn oude videorecorder nog wel. Aldus werd de SCART van de Digitennedecoder op de videorecorder aangesloten, een gewone coax ging naar oma’s TV, de video werd in de opnamestand gezet — anders sloeg–ie na vijf minuten automatisch af — en we konden gewoon lekker televisieprogramma’s blijven kijken.
Ik heb zeventien jaar met — voor het grootste deel — veel plezier gewoond. Ik kreeg werk op de reclame–afdeling van Groothandel Reesink als DTP’er/Vormgever en later ook als tekstschrijver. Mijn ex was overgekomen uit Laslău Mare om in Nederland te komen wonen. Ik woonde toen nog steeds op een studentenkamer in Nijmegen. Ik had haar lief, maar nu ook weer niet zo lief dat ik ze voortdurend op mijn nek wilde hebben. Ik schreef me in in Zutphen en alras kreeg ik een flatje aan de Voorsteralleekwartier–Zuid. Later bleek waarom ik zo snel daar een flatje kreeg en waarom er zo veel leegstonden. Schietpartijen. Dealers. Drukpersen voor valse bankbiljetten. Een overdaad aan probleemgezinnen. Maar wel een mooi uitzicht op een park op het zuiden dus ideaal voor een schotel voor ontvangst van Roemeense televisie.
Ik richtte al snel met een paar anderen een bewonerscommissie op om de wijk — letterlijk, als we naar het speelveldje keken — uit het moeras te trekken. Het duurde een paar jaar, maar toen hadden we ook wat. Zoals bij voorbeeld op de containerbezorgfoto te zien is, een prachtig gerenoveerde parkeerplaats, oh ja, en een droge speeltuin. De bewonerscommissie was echter geen rechtspersoon, dus kwam er uit de bewonerscommissie een stichting voort, de Stichting Berkelpark — ge ziet, de buurt had inmiddels ook een andere naam gekregen. Ik werd daar voorzitter van. En de buurt ging verder mee op de vaart der volkeren. De Buurtflat die eerst nog in beheer was van de plaatselijke welzijnsorganisatie kwam onder beheer van de stichting. En vanuit de Stichting werden allerlei initiatieven ontplooid, zoals een buurtbeheerbedrijf, een klussendienst, om gelden voor de stichting te genereren. En dit buurtbeheerbedrijf gaat mijn vertrek naar Roemenië begeleiden.