Ik ben elke maand op de negenentwintigste ingepland voor een afspraak met de dorpsdokter. Om mijn portie medicijnen op recept te krijgen. Vorige week, de achtentwintigste, belde ik op naar Szanto Agota. De dorpsdokter. Ze wilde me niet ontvangen. Volgens haar had ik nog medicijnen. De idioot. Ik belde op tijd en dreigde de volgende dag geen medicijnen meer te hebben. Ik was te verbouwereerd weerstand te bieden. Aspergers kunnen dat nu eenmaal hebben. Althans bij mij werkt het zo. Een week zonder medicatie was het resultaat. Gister werd ik eindelijk geholpen. Eindelijk mijn recept met cenocumarolum
amiodaronum
furosemidum
rilmenidinum
perindoprillum + indapamidum
trimetazidinum
Na het huisartsbezoek naar de grote stad gegaan om wat inkopen te doen. Zaadjes. Plastic zonnecelvlinders voor in de tuin. Wat struiken en planten.
En nu onderbreek ik even om naar buurman Moldovan te gaan om wat konijnen te kopen.
[hup met de Kangoo]
Moldovan had geen konijnen, dus naar Libeg — aan de andere kant van het dorp, die bleek dus een konijnfabriek te hebben.
Waar was ik gebleven...? Oh ja de tuin! en het drukke gisteren. In de grote stad belde Nea Costel op. Of ik niet wilde drinken. Hij en zijn vrouw moesten naar een dodenwake in Târgu Mureș. Of ik wilde rijden. Voor die lieve mensen doe ik alles. Zijn zus en zwager gingen ook mee. Mwah, vijftig lei, een liter wijn en een kilo zuurkool. Daar doe ik het voor!
‘Arjan, je mag hier niet rijden...,’ zei Lele Felicia, de zus van Nea Costel. ‘Ik wel!’, en ik liet mijn gehandicaptenkaart zien. Voor haar was het een heerlijk om veel familie na twintig, dertig jaar weer te zien. Ik had het prima. Ik zat op een bank met een glas Fanta. Onderwijl horende dat die mensen uit Laslău er ook waren, tot grote vreugd.
Affijn. Verder met de tuinȘ
Al met al blijft er altijd een zekerheid in dit leven hier. Doutzen die waakt en bewaakt.