Maar laat ik eerst beginnen met de uitbreiding van de familie. Vorig jaar kwam de eerste Felis Domesticus via buurman Moldovan in huis. Isza noemde hem Țiți. Het schijnt dat dat de ultieme kattennaamklank is — Țiti en Piți. Het zijn klanknabootsingen van hoe de gedomesticeerde kat geroepen werd — kt–kt–kt dan wel ps–ps–ps. Met als gevolg dat zo’n beetje alle talen in de wereld woorden voor de Felis Domesticus hebben die van die onomatopeeën zijn afgeleid. Zo ook het Roemeense pisică, dat van pis met een verkleinwoord — ică — er achteraan.
“Țiti” alleen vond ik maar niets. Ik voegde er de familienaam Plăcinta aan toe. Een eerbetoon aan de kat Pannekoek van Epco toen die in Wageningen studeerde.
Țiti Plăcinta was een toffe gast. Helaas is die op een van zijn tochten rond om het huis — zo denken we — gepakt door een van de loslopende honden van de voormalige staatsboerderij. Tot groot verdriet keerde Țiti niet meer terug althans.
De tweede Felis Domesticus kwam via buurvrouw Aurica. Een zeer klein poesje met een oogontsteking. We hebben van alles geprobeerd gedurende een maand of wat, maar het werd van kwaad tot erger. One-Eyed Willy trof een lot dat we eigenlijk hadden willen vermijden, we hebben haar laten inslapen toen ook het andere oog aangetast bleek.
Nu sinds een week of wat hebben we een derde Felis Domesticus. Gekregen via Vasile en Ildikő, het echtpaar waar Isza twee keer in de week verse melk koopt. Het was ons in het begi niet duidelijk of het een mannetje of een vrouwtje was, dus besloot ik de genderneutrale naam Kees Flodder aan ons nieuwe familielid te geven.
In het begin was Kees — ook wel verkort KC genaamd om het makkelijk voor de autochtonen te houden — zeer angstig, wild. Liet zich zelden zien. Maar van lieverlee kwam het vertrouwen. Zeer voorzichtig zocht Kees contact met mij. Niet met Isza, want dat was degene die Kees uit het ouderlijk huis had meegenomen en dia dat met beten en krabben had moeten bekopen. Me dunkt soms dat Kees een gereïncarneerde olifant is, wat dat betreft.
Sinds vorige week als ik in de vroege uchtend op de stoel in de hal op de iPad de krantjes lees, komt ze op mijn benen slapen. Ik kreeg het idee te kijken of ik gedurende een jaar elke dag daar een foto zou kunnen maken. Weliswaar met de iPad — tweede generatie, dus derhalve grofkorrelig, maar dat ter zijde.
Maar ook investeren in spullen die je nodig hebt in het verlengde van dat gedeeltelijk zelfvoorzienend willen zijn. 14 are maïs op het achterakkertje is prachtig om te zien groeien. Maar ja, na de groei moet er ook geoogst worden. En. Waar laat je de maïs dan?
In de Facebookgroep “Laslău Mare” deed ik een oproep of er iemand was die een zogenaamde coșer — buiten het dorp heet dit een coșar — te koop had. Dit is een opslagruimte speciaal bedoeld voor maïskolven en die buiten op een erf staat.
Ik kreeg wat aanbiedingen, maar die zaten rond de duizend, vijftienhonderd RON. Te veel geld en daarbij waren die te groot voor onze hoeveelheid maïs. We gingen er van uit dat er geen aanbod meer zou komen, totdat Ilarie contact met me zog. Ilarie is al bijna vijfentwintig jaar een goede vriend van me. Zijn moeder had een maïskooi te koop.
Op een goede zondag togen we naar de andere kant van het dorp, naar de Strada Juler. Daar had ik een kwart van mijn leven gebivakkeerd. Daar kende ik Ilarie van en daar kende ik ook Lele Gena, zijn moeder van. en. Daar aan de Strada Juler maakten we een deal. Een coșer — nog gemaakt door de broer van Iliarie — voor 220 RON. Het prachtige was trouwens ook, dat toen we aankwamen Ilarie met zijn moeder stond te kletsen voor haar huis. Hij was drie weken op vakantie in zijn vaderland: ‘Hé, daar hebben we de Hollander!’ ‘Hé Fransoos,’ zei ik.
We zochten contact met Babi, een zigeuner uit het buurtdorp en voor 30 RON zou hij onze kooi vervoeren.
Toen mijn fysiek het nog aankon heb ik mee helpen oogsten op het land van mijn toenmalige schoonouders. Net zoals aardappelen rooien en poten, met de hak onkruid wieden, hooien en uien, tonnen uien oogsten.
Unchiu Țoțu is de expediteur.
Links met de pet, dat ben ik en de vrouw rechts is mijn ex.
Mijn moeder zaliger helpt hier met de maïs van bladeren te ontdoen.
Ik rekende af, 50 RON voor de oogst, drie karrenvrachten à 10 RON en rondde af op 100 RON. Babi keek vervolgens zeer teleurgesteld. Hij was immers met vijf mensen gekomen en een dag werk is 50 RON per dag per persoon.
Een beetje oplichten, zoals met die niet meegenomen planken, daar doe ik niet moeilijk over, zei ik, maar ten eerste: ‘Ik heb je van te voren gevraagd wat je prijs is’, ten tweede: ‘Ik heb afgerond naar boven’ en ten derde: ‘je hebt ook al het overgebleven materiaal van het dak meegekregen wat je volgens je zoon nog overal voor kon gebruiken’ en ten vierde: ‘Hoe durf je voor een halve dag werk 250 RON te vragen?’.
Sputter. Sputter. Zijn vrouw zei tegen Babi: ‘Waarom heb je geen duidelijke afspraken gemaakt?’. Zijn zoon zei me vervolgen, welnu geef ons 20 RON er bij en dan is het goed.
Ik antwoordde dat Isza om vier uur terug van haar werk is en dan moet de goegemeente het maar mt haar oplossen, want ik had geen geld meer in huis.
Om vijf uur ontmoetten we Babi wederom. Isza maakte hem een en ander goed duidelijk. Onder andere dat afspraak afspraak is. Dat was haar uitspraak en daar kon hij het mee doen.
Isza en ik gingen naar de Termopane om wat te drinken. We “moesten” wel, Doutzen had zich dusdanig voor de poort geposteerd dat we onmogelijk de straat op konden zonder met die dame te gaan wandelen. Zo eindigde een enerverende dag.
in de tarwemolen [aan het eind van het paadje] in Bălăușeri.
Op een goede zaterdag togen we aldus naar Nea Costel. Daar werden de druiven eerst door de vruchtenpers gedraaid en daarna in de druivenpers uitgeperst.
Het eerste jaar dat ik hier woonde heeft Dorina me geholpen, uiteindelijk had ik een tachtig liter wijn. Vorig jaar is er niets van terechtgekomen, omdat ik toen in het ziekenhuis lag. Gelukkig is er dit jaar weer een huiswijn.
Maar soms kom je iets tegen, zoals een oproep op de Facebookgroep Nederlanders in het buitenland die mij weer in Zwijndrecht liet wonen. Een leraar van een basisschool in de plaats waar ik van 1960 tot en met 1985 heb gewoond vroeg Nederlanders in het buitenland een kaart op te sturen van het land waarin zij wonen. Aan de hand van die kaarten leren zijn leerlingen dan weer over het respectievelijke land. Gister las ik een bedankje van die leraar:
We hebben via deze groep kaarten ontvangen uit veel verschillende landen. Een aantal kaarten die de kinderen extra bijzonder vonden waren die van Bram uit Costa Rica, Arjan uit Roemenië, een Nederlands expatgezin uit Qatar, maar eigenlijk doen we hiermee iedereen tekort die al heeft meegewerkt!
Dat deed me deugd, en ik hoop dat de kinderen veel leren over al die landen.