Hij bleef een uurtje plakken en ging toen bij buurman Gița langs die bezig was om twee halve tractoren aan de praat te krijgen.
Ik ben daarna begonnen mijn in 1994 vervaardigde gedichtencyclus Laslău Mare een jaar verder in digitale vorm om te zetten. Ik had het toentertijd als nieuwjaarsgeschenk in een oplage van 60 exemplaren vervaardigd. Bij mijn verhuizing kwam ik het tegen — naast veel meer primair werk, zoals de romanopzet IJzeren Vlinder. Uchtenduren — voor zover mogelijk —zijn mijn schrijf– vertaal– en vormgeefuren geworden. Voor zover mogelijk, zoals zonet ingeperkt. Een uur later komt Isza binnen met de vraag of ik tijd heb. Tijd om met Gița naar de boomgaard te gaan. Daar schijnt een monteur te werken die van een berg metaalsnipperafval een koppelingsplaat van een tractor met een motor uit Brașov kan maken — bij wijze van spreke dan.
Ik was nog nooit bij de livada, de boomgaard geweest. Aldus pakte ik mijn cameraatje en reed naar Gița, schuin aan de overkant.
Tweehonderd hectare boomgaarde. Appels, peren en pruimen. In de jaren negentig op slinkse wijze gekocht door Mustafa, de Syriër. Iemand die zijn ppersoneel zelfs met Pasen en Kerst laat doorwerken als het moet. Mustafa heeft een broer in Brașov die het fruit ophaalt wanneer nodig en het verder verwerkt.
Alzo ging ik met Gița omhoog, onverhard de heuvel op — waar de weg richting Șoimușul Român links ging moesten wij rechtsaf — nog iets onverharder.
In de Epoca de Aur — de Gouden Tijd, zoals de communistische periode gekscherend genoemd wordt — leek me de boomgaard de trots van het dorp nu heeft het op mij de indruk achtergelaten van een slecht onderhouden werkverschaffingsproject.
’s Avonds in bed droomde ik dat de nachtzuster langskwam en me vroeg: ‘Gaat het weer een beetje, Meneer Melger?’