Zetel van de grafelijke familie Bethlem. Opgemerkt zij dat bij de Opstand van Horea, Cloșca en Crișan in 1784 de graaf dusdanig in het nauw werd gedreven door de woeste Roemeenstalige bevolking, dat hij moest vluchten naar een bevriende grootgrondbezitter in Bistrița.
Het is vroeg in de uchtend als we Bahnea binnen rijden. Het is prachtig licht buiten. Fotolicht. Ik stop bij het hek van de tweewekelijkse veemarkt–op–zondag. Wellicht dat hier ooit de markt van de familie Bach te vinden is geweest. De Țiganie — zigeunerwijk is in mist gehuld. Het is maandag. Geen markt derhalve. Eenzaam op het terrein staat het toiletgebouwtje en de waterput voor het water voor de dieren.
Mooie gelegenheid mij nieuwe camera te gebruiken. Terug naar de auto gelopen ben ik een vijftal foto’s rijker, alsmede de schoenen vol met modder.
We gaan verder op weg naar de zigeunerwijk, naar Florin en Kinga. Deze uchtend hebben ze een varken geslacht om te gelde te maken. Wij hebben gezegd dat we een kilo of tien zouden kopen voor een prijs van achttien lei per kilogram.
Modder overal. Ik hoef mijn schoenen niet uit te doen. Het kleed is weggehaald. Binnen is het propvol mensen die wachten op het goede bericht dat het vlees is goedgekeurd door de dierenarts. Anders gaat de verkoopdemonstratie niet door.
Als ouders en schoonouders hebben wij de eerste keus. Een kwart varken — de voorkant links — is wat veel.
Een van de wachtenden, Broeder János, begint zijn oratie te houden:
‘Facebook is de spiegel van de duivel! Ik sta mijn vrouw nooit toe Facebook te gebruiken!’
Ik kan het niet laten mijn mond te houden:
‘Ik hou via Facebook contact met allerlei mensen over de hele wereld, Van Australië tot Argentinië en verdere letters in het alfabet.’
Sowieso ontging hem die laatste pointe van de letter “A”. Hij vlucht de kamer uit vanwege mijn weerwoord... ...of wellicht dat hij de duivel in me ziet...
...even later komt–ie terug.
“Spreekt hij Roemeens? Hij komt toch uit Nederland?,” vraagt hij aan Kinga. Die lacht besmuikt en zegt niets.
‘Ik kom ruim twee decennia in Roemenië,” zeg ik hem: “Mijn Roemeens is wellicht niet zo perfect, maar ik red me wel’.
De vrouw van János vindt het allemaal prachtig, vooral mijn weerwoorden.
Broeder János komt op zijn woorden terug: ‘Ik bedoelde natuurlijk alleen doe goede dingen van Facebook daargelaten...’
Het bericht, het goede bericht van de dierenarts komt niet ongelegen. Een voor een gaat men naar buiten, naar de slager, de weegschaal en het opschrijfboek. Het vlees hoeft niet meteen te worden betaald. Dat mag tot eind juni. Dat komt goed uit. Zo kunnen we mooi betalen als mijn WIA binnenkomt, dan wel het laatste salaris van Isza.
Met een grote grijns zegt Kinga dat ze niet minder dan honderd miljoen van ons verwacht — berekening met de oude leu, in nieuwe leu is dit tienduizend lei. Dat is de traditie volgens haar. Ik zeg haar dat haar stiefvader een Nederlander is, en dat de Nederlandse traditie me gebiedt dat we nooit geld geven bij huwelijken, maar een cadeau...
Het zal een georganiseer worden. We moeten onze poort versieren met dennentakken. Immers Florin komt zijn bruid bij zijn schoonouders, Isza en ik, ophalen. We zullen een maaltijd moeten verzorgen. Muziek — ik ga kijken of mijn goede vriend Jamaica in het land is. Iets organiseren is te veel prikkels voor me, ik laat dat mooi aan Isza en Ida over.
We reden terug en ik zag dat de mist was verdwenen.