Ik hoorde van Dorina later dat het het Rroma (geen spelfout, maar een aanvaarde spelwijze in het Roemeens) — zigeuners, țigani zo je wilt -- betrof, die van de rudarii, de houtbewerkerskaste. Dit keer als colporteurs met houten harken.
Het moet gezegd, ik snapte meteen waarom onze honden al heel de ochtend nerveus en blafferig waren — ze hebben het niet zo op vreemdelingen.
Elke dag komt er wel een colporteur van het een of ander langs. Met afgeladen Volkswagenbusjes, Dacia's Papuc, te voet vanaf een centraal punt in het dorp waar ze door zetbaas in een auto zijn afgezet en soms te voet uit een naburig dorp.
Soms een man met legitimatie en multomap met foto’s van een ernstig zielig kind met enorme behoefte aan pecunia — ik weet, ook ik probeer geld bijeen te krijgen voor nieuwe protheses voor Dorina hier in het dorp, maar doe dat via de sociale media, zodat er ook regelmatig verantwoording kan worden afgelegd. Maar in elke straat hier in Roemenië kun je wel een man of vrouw met schimmige legitimatie en minder schimmige foto’s van schimmige behoeftige kinderen in een multomap vinden die om geld bedelen.
Soms zijn het vrouwen met grote volgepropte zakken en tassen met tweedehandskleding. Dezelfde tweedehandskleding die door goed bedoelende organisaties in het Westen hier met truckladingen naar toe worden getransporteerd voor de arme mensen–die–geen–kleding–om–het–lijf–zouden–hebben.
Soms, maar gelukkig steeds minder soms, een hoge witte Mercedes bestelbus die vraagt of ik geen latten wil kopen. Onze tuin ligt vol met houten latten, maar dat weerhoudt de colporteur er niet van heel dringend — minstens tien maal achter elkaar — of ik geen latten wil kopen.
Soms zijn het groepjes die met pannen, pollepels en wat dies meer zij, hun waar aanprijzend over straat lopen. Deze groepjes reizen van dorp naar dorp in een gezamenlijke auto.
Een colporteur komt maar eens in de drie, vier maanden. Met zijn Dacia Papuc voorzien van geluidsinstallatie verkoopt hij door de microfoon schetterend: “Zout. Zout. Voor inmaak en voor dieren.”
Op een of andere manier moet het toch lonen om langs de huizen in dorpen met je koopwaar te gaan — ik besef me dat in het bijzonder de ouder wordende bevolking, die geen ander vervoermiddel heeft dan benen, trein en een klein pensioen, gebaat is bij deze zigeunerkasten.