Met kleumende vingers tik ik dit — geen meelij nodig, ik heb nog maar net de halogeenkachel aangezet, dus betere tijden in het verschiet. Straks hout halen in de schuur en de steeds vroegere houtstook in de middelste kamer kan ook weer beginnen.
Gisteren even naar Târnăveni geweest. Molda had geen brokjes meer, het zonnetje scheen, ik had ook nog benzine nodig, dus redenen zat.
Ik zag hem al in de verte staan. Gebukt onder een zeer zware weekendtas. Hij wuifde met zijn hand — het Roemeense liftgebaar — ik stopte. Of ik naar Târnăveni ging.
Beetje rommelen met de weekendtas in de auto — mijn centrale deurvergrendeling is naar de ratsmodee en het knopje van de rechterachterdeur is in de deur gevallen, maar we kwamen er wel uit.
Hoe ik stookte. Voor 80 lei zou ik een kar hout van hem kunnen kopen. Ik zei hem voorlopig genoeg te hebben — wetende dat dit tot januari zo zou zijn, maar ik wilde zelf bepalen waar ik mijn hout koop en daarbij me toch eerst vergewissen van de prijs.
Hem bij het ziekenhuis, waar zijn zwaar zieke schoonzus verbleef, afgezet. Zijn vrouw en kind waren werken in Duitsland.
Boodschappen gedaan bij de Penny Market. Naast het uitstekende assortiment, de schappelijke prijzen heeft de Penny Market in Târnăveni nog een ander fenomeen: de baas van de karretjes.
De karretjes bij de Penny Market zijn statiegeldvrij. Bij veel andere supermarkten hier is dat niet zo, dus vind je altijd wel iemand met een Rroma–uiterlijk die je karretje na gedane boodschappen terug wil brengen — het pand van 50 bani [gemakshalve 25 eurocent] is dan voor hem of haar.
En dat hij de absolute baas is blijkt ook het feit dat — in tegenstelling tot de situatie bij de Lidl, alwaar vrijwel altijd een hele kudde mensen met een Rroma–uiterlijk bij de ingang is te vinden — hij de enige is bij de ingang. Hoe hij het klaarspeelt dat weet ik nog niet, maar niemand waagt het hem te beconcurreren.
Daarom vind ik de Penny Market zo aangenaam. Daarbij heeft deze aangename winkel mij geholpen met inburgeren door me een persoonlijke Penny Market Card te geven.
Getankt reed ik verder. Nauwelijks op snelheid komend, want op de terugreis opnieuw een wuivend persoon. Geheel in het zwart, dus in de rouw en derhalve hechtend aan tradities.
Ik stopte, deed het raam open. Of ik naar Bălăușeri ging. Dat niet, ik zei in Laslău Mare te wonen, maar dat ze dat stuk mee mocht rijden.
Nederlands nummerbord vroeg ze verbaasd. Ja, zei ik, ik woon voor langere tijd in Roemenië en draaide mijn verhaaltje af.
Afgekeurd vroeg ze, en waarom dan vroeg ze meteen daarna. Het verhaal over mijn heup, knieën, RSI–armen en mijn twee psychische gebreken waarvan ik er eentje iets extra's noemde.
Gôh, wat een lief mens toen ze meteen zei dat mensen met een autistische spectrum stoornis van die toegewijde mensen kunnen zijn.
“Ik heet Ilonka, ik ben Hongaarse,” zei ze. Sprak daarbij nog prima Duits ook. Vertelde dat ze mensen masseerde en ook voor Reiki had geleerd. Ik zei meteen — ongeremd als ik soms kan zijn — dat ik niet in Reiki geloof, maar zei er meteen achter dat mijn vaste reismaatje met hielspoor veel verlichting had ondervonden door Reiki.
Ze hield ook van wandelen in de natuur om geneeskrachtige kruiden te vinden.
Bij de in de bocht van de provincieweg gelegen naderende afslag van Laslău vroeg ze me of ik haar in het volgende dorp, Odrihei, kon afzetten. Ik zei haar dat al van plan te zijn geweest, immers het is koud en in die bocht is geen beschutting... ...en je weet nooit wanneer je de volgende lift krijgt.
We reden Odrihei binnen en ze wees op de begraafplaats waar haar in april overleden moeder ligt begraven. Oh ja, en in de zomer was haar broer overleden.
“Bij dat groene huis, daar woont mijn dochter. Ze heeft pas een kindje gekregen!”