Die podsol is een — zeer vruchtbare — donkerbruine, bijna zwarte kleiachtige grond, dusdanig dat ik nog steeds klei onder mijn nagels vind. Een boompje of een struikje planten, dat is niet echt zwaar, maar dat planten van de bloemkool herinnerde mij er weer aan waarom mijn knieën een van de redenen zijn waarom ik arbeidsongeschikt ben verklaard.
Maar het geeft me een voldaan gevoel. En nu maar hopen dat er bloemkool van komt — tot nu toe ben ik nooit verder gekomen dan wat augurken, tomaten en paprika's op een balkon in Zutphen.
In zijn huis slaapt, kookt en eet hij. Meer valt er niet te doen, want het huis heeft geen stroom, geen gas en water haalt hij bij de buren aan de overkant. Overdag werkt hij bij die en gene, hij vraagt weinig voor zijn arbeid: een glas van het een of ander — in de uchtend om half negen zijn dat twee glazen bier bij voorbeeld, of twintig lei. Ik heb hem ook wel eens benzine en olie gegeven, zodat hij zijn kettingzaag kon gebruiken.
Gusti leeft in zijn eigen wereld, praat veel en hard in zichzelf, is moeilijk te verstaan, zaagt hout ook als het Kerstmis is en is de mascotte van het dorp.
Rond 1996 zat ik in de bar van Tibi met mijn tegenwoordige ex wat te drinken. Gusti kwam binnen. Ik heb met verbazing geluisterd hoe hij aan elke binnenkomer vertelde hoe ’s nachts bij het uitvoeren van zijn taak als nachtwacht van de fiets was gevallen.
Een paar weken eerder was Gusti’s kettingzaag naar de ratsmodee gegaan, de volgende dag toog hij naar de grote stad en kocht een nieuwe voor 500 lei, voor veel Roemenen veel geld — een maandsalaris, klaarblijkelijk niet voor Gusti.
Ook Gusti is dus een tekenend voorbeeld hoe je hier domweg gelukkig aan de Hoofdstraat kunt zijn.