Dat later die auto een gat in de uitlaat bleek te hebben en klonk als een Harley–Davidson is weer een heel ander verhaal. Gedurende ons verblijf in Nederland waren we maar al te blij met de vier wielen. Mijn vader ook — het was wat makkelijker boodschappen inslaan met een auto, dan met een bus of fiets.
Aangelopen zag ik dat de appelboom die ik en mijn ex aan broer en schoonzus gegeven hadden toen zij de woning in de Volgerlanden betrokken, wederom aardig gegroeid was. Ik bedacht me, stel je voor dat die even groot wordt als die appelbomen bij ons in de tuin.
Binnengekomen moest de Xbox bewonderd worden. Het moet gezegd een wonderschoon apparaat, evenwel de meeste spelletjes er op gaan te snel voor mij, tot groot vermaak van mijn neefjes. Dan houd ik het toch liever bij het overzichtelijke Wordfeud.
Bij het bezoek aan familie of vrienden als je zoals wij uit het verre komen, is het altijd onvermijdelijk edoch met het grootste plezier doordrongen cadeautjes mee te nemen. Voor mijn broer had ik en petje van de 713e helicoptersquadron te Câmpiu Turzii. Verder T–shirts van de Găinistan Air Force voor hem en de jongens. Voor mijn broer en vrouw een fles Alexandrion met drie sterren, alsmede een fles met wijn en zakjes paprikapoeder. De laatste in de hoedanigheid van lokale producten voorzien van een door mij met veel plezier gemaakt etiket.
Nadat de oudste — de jongste had mij meteen door — na een hap, meteen ter gootsteen toog om zijn mond te spoelen, riep ik hem nog na: ‘Het zijn echt mijn favoriete chips!’. Mijn vader en schoonzus vonden ze wel lekker. Of ik ze een keer per post op kon sturen, bij wijze van spreken.
Na de Xbox werd zijn mobiel te voorschijn gehaald. Via een of andere app liet hij me zijn rapport zien. Vertelde over school. Vertelde — en dat vond ik heel dapper van hem — dat hij gepest woedt op school. “Ali” wordt genoemd. Over het podium van de aula wordt gesleept. ‘Ali is een naam om trots op te zijn,’ zei ik hem en vertelde over Muhammed Ali. Vroeger deden onverlaten ook pogingen mij te pesten, vervolgde ik. Ik ben er nooit op ingegaan. Daarbij, mijn superieure intelligentie zorgde voor bewondering bij de meisjes. Vanaf de kleuterschool heb ik altijd vriendinnetjes gehad en veel jongetjes in mijn klas zouden pas na de middelbare school zo ver komen.
Zijn ogen keken verbaasd toen ik hem vroeg of hij zich al had gemeld voor het Roemeense korfbalteam — in het Roemeens korfball genaamd. Immers, naast de Nederlandse nationaliteit, heeft hij ook de Roemeense nationaliteit. Los van dat, mijn oudste neef heeft uitmuntende verdedigende capaciteiten bij de B2 van Convectus. Ach wellicht iets voor de toekomst. 2019 Suid–Afrika en zo niet, hm, ergens op de wereld in 2023.
De jongste vroeg ons de oren van het hoofd over Doutzen, Johnny en de konijnen. Ik vertelde dat we inmiddels ook een ondeugd van een kat hebben en sindsdien ook geen muizen meer. En — en dat ontroerde me diep —, of ik nog van Molda had gehoord. Helaas. Ik zei ook dat ik elk jaar, op de dag dat Molda me ontstolen werd, ik Molda gedenk en in de tussentijd ook nog aan Molda denk.
Deel 1, Dordrecht II staat er boven aan deze blogentree. We zijn al in ’t Ambag geweest en gaan nu ook nog naar Breda. Althans eerst naar Zevenbergen en dan terug over Breda. Ik zie ze als kleine uitstapjes vanuit Dordt. ’t Ambag voor de familiereünie en nu Zevenbergen om de via Marktplaats gevonden mountainbike op te gaan halen. Voor €25 heeft Isza straks in Roemenië een behoorlijke fiets van het merk Giant waarmee ze de hele buurt de ogen uitsteekt — terug in Roemenië heeft ze al heel veel keer moeten vertellen dat de fiets uit Nederland komt, het een geschenk is van Arjan, dat er hier nog wat dingen zoals een bagagedrager en spatborden moesten worden gekocht en dat ze de koningin te rijk is.
Ondanks dat in Zevenbergen aangekomen de fiets er iets anders uitzag dan op de foto — het zadel van de foto zat er niet meer op... ...ach, het zij zo — voor vijfentwintig euro, wat willen we.
Wielen er af en de het frame en wielen pasten prima in het autootje van mams. We zouden terug gaan via een bezoek aan Breda. Ik wilde Isza graag fotograferen voor Restaurant Pula. Helaas ging die voor Roemeense begrippen hilarische — alsof je je als Nederlander in het buitenland laat fotograferen voor Restaurant De Lul — foto niet door; het restaurant bestond niet meer... ...zoals zo veel niet meer bestond aan neringdoenden dan wel op het punt stond op te houden te bestaan.
Isza is bij haar moeder de moestuin te helpen beplanten. Ik ga zo een hapje eten. Maar eerst de slazaadjes en zaadjes anderszins water geven. Eieren rapen. Het konijn te eten geven. Controleren of de honden nog te eten hebben en de kat duidelijk maken dat een keer per dag paté voldoende is en dat kattenbrokjes een prima alternatief zijn. Morgen ga ik verder met Breda.
Ach, de plek waar dat restaurant zich bevond is geen straf zich te verpozen. Over restaurants gesproken. Aan de overkant van de voormalige Pula was het restaurant De Baron z'n Vrouw. Ook dit bleek verdwenen — brand. Wat bleef is het café De Baron z'n Vriendin. Ondanks dat het februari is, kunnen we op het terrasje gaan zitten. Pintje vatten, mensjes kijken en een sigaret voor Isza.
Gelijk de gelegenheid niet onbenut gelaten na de pint wat rond te wandelen in het centrum van Breda, winkels kijken — en zien hoeveel panden er eigenlijk leeg staan. Of dreigen leeg te staan. Ik kon het niet helpen te denken aan een stukje Nederlands erfgoed dat ingewisseld zou worden voor een leeg gat: Vroom & Dreesman. Zo ook in Breda. En. Ik ben opportunist genoeg om daar geen gebruik te maken. Het begon met een leuk zomerjurkje voor Kinga voor negen euro. De trieste blikken achter de glimlach van de hulpvaardige verkoopster. Een ingeweven V&D op de kontzak van de jeans die zij draagt.
Jurkje gekocht de roltrappen op naar boven alwaar ik tot grote vreugd op de afdeling teken–, schilder– en hobbybenodigdheden vind. Paradijs. De bijeenkomsten van de Zevenburger Kwasten in het verschiet. Kleding en Kunst. Meer aanbiedingen waren er niet. Het meeste van meneer Vroom en meneer Dreesman was de toegang tot het prijzencircus ontzegd — geen kortingen...
De volgende stad die bezocht zou worden is de stad waar we onze tijdelijke domicilie hebben: Dordrecht. Het is vrijdag. Marktdag.
Die drie panden op een rij van McDonald’s? Daar zat vroeger Radio Modern. Bruingoed. Witgoed. Geluiddragers. Elf gulden bruto per uur. Evenwel het meeste geld heb ik binnengehaald met premies. Verkocht ik een Loewe Opta televisie... ...hoppa vijftig gulden. Een stofzuiger van Philips? Twee gulden vijftig! Verkocht ik een volstrekt overbodige reparatieverzekering... ...daar verdiende ik op maandbasis wel tot tweehonderd gulden aan premies extra mee. De tijd van Videotel. V2000. Betamax. Elpees die vervangen werden door CD's. Op donderdagavond koopavond eten op kosten van de baas. Een baas die je verplichtte een stropdas te dragen en een colbert.
‘Oh, dan zullen zij zich zeker de ogen uit de kop kijken,’ zegt de groenteboer.
‘Nah, de klitte hor,’ zeg ik hem in plat Dordts — “tot ziens”.
Na gedane marktinkopen naar de Klander Muelen. De Klander Muelen was vroeger de stamkroeg van de leden van de Sectie Letteren van de Culturele Raad Dordrecht. Ik zat daar in met een Cees Groesbeek, een Ger Brillemans en — hoe heet–ie ook al weer? Oh ja, Dick Poons. Af en toe schoof de ambtelijk toegevoegd secretaris, waar ik alleen de voornaam nog van herinner, Cocky, aan. Ook jammer dat dit soort instanties zijn verdwenen.
Na de Leffe wilde ik Isza heel graag ’t Hof laten zien. Het Statenhof waar van 1618 tot en met 1619 de Dordtse Synode werd gehouden, waartoe onder andere de eerste officiële vertaling van de bijbel in het Nederlands werd besloten.
De Sectie Letteren organiseerde een keer per maand een Literair Café. Dat was een schrijver, schrijfster, al dan niet gekoppeld aan een bepaald thema afgewisseld met cabaret, muziek of een combinatie van beiden.
Boudewijn Ignatius Maria Büch — ik werd naamloos door hem nog aangehaald in een of andere Snoecks, ik geloof in verband met zijn in kleine oplage verschijnende gedichtenbundels. Ik kocht die avond Androgyn in ska.
Het toeval wil dat ik tijdens het schrijven van deze passage luister naar The Story of Jamaican Music; Tougher Than Tough (1993)
Ik was in goede doen het fenomeen Büch een keer in levende lijve ontmoet te hebben.
Of ik dat ook met Bob den Uyl was? Ach, aan de ene kant wel. Ik was voor die avond met hem in het Literair café vanuit Nijmegen met goede vriendin Sylvia naar ’t Hof gereden. Inmiddels was ik geen lid meer van de Sectie Letteren, maar ik kwam er nog steeds graag. Den Uyl had een prachtige voordrachtstem. Het was een mooie avond. Na afloop gingen we naar de Crimpert Salm. De Klander Muelen was al gesloten... ...het gesprek ging over schrijven, schrappen en overige aspecten van het schrijverschap. Bob werd dronken. En dronkender. Op een gegeven, drankdoordrenkt moment begon hij over de arm van Sylvia te wrijven: ‘Ik vind je prachtig, ik vind je mooi. Niet om je intelligentie, maar om je lijf! Je lijf!’. Cees, Ger en Dick waren reeds weggegaan. Het werd tijd de auto te gaan halen. We vreesden voor zijn welbevinden. We hebben hem afgezet op het station van Dordt. Onder de herhalende woorden: ‘Je lijf! Je lijf! Je lijf!’ ondersteunden we hem naar het perron en wachtten tot de trein kwam. Onder de herhalende woorden: ‘Je lijf! Je lijf! Je lijf!’ stapte hij zwaaiend in de trein naar Rotterdam.
Niet alleen schrijvers maakten indruk op me. Natuurlijk, Christine Kraft die me in haar jaren twintig kledij zwoel om een vuurtje vroeg voor haar in een lange sigarettenpijp gestoken sigaret was op dat moment een voorlopig erotisch hoogtepunt. Neeltje Maria Min die geïnterviewd werd en niet meer dan twintig woorden sprak, ik ben er nog steeds sprakeloos van. De muzikanten en cabaretiers waren evenzo avontuurlijk in de omgang. Ging ik Gerrie van der Klei haar gage betalen, werd ik topless ontvangen. Een van de eerste optredens van Brigitte Kaandorp met haar “Annelies van de pies”, gewoonweg hilarisch. Een toen al broze Drs. P. evenzo groos was ik hem een keer te hebben mogen zien optreden. Het toppunt van muzikale avontuurlijkheid was echter toch wel het optreden van Armand. Ik weet niet meer welke schrijver of schrijfster er op die avond was, maar zijn teksten als “Met de vlam in de pijp rij ik door de Brennerpas. Met dertig tonnen hasjiesj ben ik zo in mijn sas” was hij voor mij het middelpunt van die avond. Een avond die normaal gesproken zo rond de klok van elven zou eindigen. Om kwart voor elf begon Arman aan een toegift tot kwart over elf. De portier kwam controleren en zeggen dat we naar huis moesten. Armand gaf wederom een toegift. De portier kwam nogmaals controleren en zeggen dat we naar huis moesten. Armand gaf nogmaals een toegift. De portier kwam wederom kijken en stuurde ons nu echt weg. Het was half een, kwart voor een in de nacht. Armand speelde gewoon door op het pleintje. Her en der werd er wat drank geregeld en we hadden een prachtige nacht zo met Armand, de leden van Sectie Letteren van de Culturele Raad Dordrecht en nog wat bezoekers.
De Dagelijkse Schijfjes Vergankelijkheid van het Bestaan gaan gewoon door. Belletje van Kinga. Of we pijnboompittensiroop hebben. Voor Antonia. Natuurlijk hebben we dat. We gaan nu de kant van Bahnea op.
Indrukwekkend dagje Dordt. Met de op de markt gekochte waar bereidt Isza een maaltijd en mijn vader trekt wederom een oude fles wijn open, een Marquès de Riscal uit 2001, onder het mom “bij lekker eten hoort ekkere wijn”. Dit keer was de wijn inderdaad uitzonderlijk lekker!
en Isza Hongaars kookt.